Meten met een stroomtang

Introductie

Om een stroom te meten met een TiePie engineering meetinstrument met spanningsingangen, moet de stroom omgezet worden in een spanning die gerelateerd is aan de stroom. Een manier om dit te doen is een bekende weerstand in het stroomcircuit op te nemen en daar de spanning over te meten. Deze methode heeft een aantal nadelen:

  • Het bestaande circuit moet onderbroken worden om de weerstand toe te voegen
  • Een weerstand toevoegen aan het circuit kan het circuit beïnvloeden
  • Tenzij een differentiële ingang wordt gebruikt, is het niet altijd mogelijk rechtstreeks over een weerstand in een circuit te meten

Een betere manier om een stroom te meten is door gebruik te maken van een stroomtang, omdat die deze nadelen niet heeft.

Stroomtangen

Een stroomtang maakt het mogelijk de stroom in een geleider te meten zonder dat het circuit onderbroken hoeft te worden. De stroom kan gemeten worden terwijl het meetinstrument galvanisch gescheiden blijft van het te testen circuit.

TiePie engineering biedt drie verschillende stroomtangen aan:

Model Ranges
Stroomtang TP-CC80 Stroomtang TP-CC80: 0 - 20 A en 0 - 80 A ingangsbereiken 20 A / 80 A omschakelbaar bereik, AC en DC
Stroomtang TP-CC400 Stroomtang TP-CC400: 0 - 40 A en 0 - 400 A ingangsbereiken 40 A / 400 A omschakelbaar bereik, AC en DC
Stroomtang TP-CC600 Stroomtang TP-CC600: 0 - 200 A en 0 - 600 A ingangsbereiken 200 A / 600 A omschakelbaar bereik, AC en DC

Aansluiten van de stroomtang

Om een stroom met een stroomtang te meten, moet de stroomtang op een van de ingangen van de oscilloscoop aangesloten worden. De TiePie engineering stroomtangen hebben 4 mm banaanbussen. Sluit de rode banaanbus aan op de positieve kant van de ingang en de zwarte banaanbus op de negatieve kant.

Zet de bereikschakelaar van de OFF-positie in de stand van het gewenste bereik van de stroomtang. De power-LED gaat branden om aan te geven dat de stroomtang aan staat.

Druk, terwijl de bek van de stroomtang gesloten is, op de ZERO-knop om de stroomtang op nul te stellen. Dit zorgt ervoor dat een eventuele offset die ontstaat door resterend magnetisme in de kern van de bek weggeregeld wordt. Tijdens het nulstellen mag er geen stroom door de bek van de stroomtang lopen, dus alle geleiders moeten verwijderd worden of er moet gezorgd worden dat er geen stroom door loopt.

Klem de bek om de geleider(s) waar de te meten stroom door loopt. Zorg er altijd voor dat de bek goed gesloten is.

Instellen van het ingangskanaal

De stroomtang wekt een spanning op die evenredig is met de stroom die gemeten wordt. De Probe-versterking-instelling van het kanaal wordt gebruikt om de waarde van de gemeten spanning om te zetten in de waarde van de oorspronkelijke stroom. De Eenheid van het kanaal wordt gebruikt om de uitlezing op A te zetten.

Channel tool bar.

Dat kan worden gedaan door op de kanaalbalk met de Probe-knop de juiste stroomtang en bereik te kiezen. Dit stelt automatisch de probeversterking van het kanaal correct in en de eenheid op 'A'.

Meten van gelijkstroom

Wanneer gelijkstroom (DC) gemeten wordt, is het belangrijk de stroomtang op nul te zetten voor de tang om de geleiders wordt geklemd. Zorg er altijd voor dat de bek goed gesloten is als op de nulstellingsknop wordt gedrukt.

In het geval van het meten van een gelijkstroom hangt de polariteit van de uitgangsspanning af van de richting van de stroom door de bek van de stroomtang.

Model Stroomrichting1 Uitgangsspanning
Stroomtang TP-CC80 Bovenkant naar onderkant Positief
Stroomtang TP-CC400 Onderkant naar bovenkant Positief
Stroomtang TP-CC600 Onderkant naar bovenkant Positief

1. De bovenkant van de stroomtang is de kant met de bereikschakelaar.

Lekstroomdetectie

Wanneer meer dan een geleider in de bek van de stroomtang is geklemd, wordt de som van alle stromen in de geleiders gemeten. Omdat een stroomtang stroomrichting-gevoelig is worden stromen die een tegengestelde richting hebben van elkaar afgetrokken.

Dit maakt het mogelijk lekstromen in een apparaat te detecteren. Plaats de stroomtang om alle voedingsdraden die naar een apparaat lopen, behalve om de aarde-aansluiting. Het totaal van alle stromen hoort dan nul zijn. Wanneer het totaal niet nul is, moet er in het apparaat een lek naar aarde zijn.